
Open brief aan alle nieuwe wethouders
De gemeenteraadsverkiezingen zijn weer geweest en zo hier en daar zijn de nodige aardverschuivingen genoteerd. De nieuwe wethouders van Nederland worden vanaf nu zo’n beetje gebombardeerd door consultancynederland (natuurlijk, ik doe ook mee…) en met alle goede bedoelingen is het niet verwonderlijk dat velen daarvan in de loop van de tijd van het padje raken, opstappen of weggestuurd worden. En laat ik het nu eens voor onze bestuurders opnemen. Aan de borreltafel kunnen we natuurlijk met veel dédain praten over het gemiddelde nivo van een raadslid of wethouder in Nederland, maar zelf steken we onze nekjes natuurlijk niet uit. We kijken wel uit zeg!
Ik heb ooit het genoegen mogen hebben de verzamelde burgemeesters van Nederland te mogen toespreken. Het thema was: bestuurskracht van gemeenten bezien door de ogen van een marktpartij. Ik had twintig minuten en dat (vond ik zelf althans) ontsloeg mij van iedere plicht tot nuancering. Ik begon mijn betoog dan ook met de volgende tekst: ‘ik benijd u niet. Want u moet uw werk doen in een wereld van chronisch georganiseerd wantrouwen. Als ik al een opdracht van een gemeente aanvaard (ik aarzel daar vaak bij gezien het overwegend stuitende betalingsgedrag van gemeenten) dan moet ik mij eerst afvragen hoe het krachtenveld in elkaar zit. Tussen burgemeester en wethouders, tussen wethouders onderling, tussen college en raad, tussen college en ambtenaren (ik heb ooit een hoge ambtenaar direct na een raadsvergadering waarin een bepaald besluit werd genomen horen zeggen: ’zo gaan we het dus niet doen’….), tussen raad en ambtenaren, tussen raad en gemeenschap en ga zo nog maar een tijdje door. Dat terwijl de bouwopgave die gerealiseerd moet worden bijna zonder uitzondering delicaat is. Niet vanwege de complexiteit van de bouw, maar vanwege de bestuurlijke omgeving waarin besluitvorming tot stand moet komen. Mijn vraag aan de opdrachtgever in dit soort situaties is altijd: ‘deel uw vrezen en wanen met mij! Want pas dan kan ik de diepere strekking doorgronden van voorstellen die ik doe of oplossingsrichtingen die ik suggereer’. Meestal word ik dan vreemd aangekeken. Daartoe is men niet bereid en/of in staat. Vervolgens gaat men, al dan niet onder de bezielende leiding van een regionaal inkoopbureau, over tot inschakeling van partijen op basis van de laagste prijs, want dat is efficiënt en goed inkopen (zegt de inkoper) en het is een objectief criterium.
De burgemeesters vonden dat ik een karikatuur maakte van de situatie. Het vervelende is alleen: ik had uit voorzorg een sheet voorbereid waarop de inkoopvragen voor bouw- en huisvesting dat jaar, uitgevraagd door gemeenten werden getotaliseerd. 93 % daarvan bleek als gunningscriterium ‘laagste prijs’ te hebben. U begrijpt: ik heb het pand spoorslags verlaten en de meute in verontwaardiging achtergelaten. Zoveel te leuker is het dan wel als een aantal maanden later de telefoon gaat en één van die aanwezige burgemeesters belt met de vraag: ’kom eens praten…’
Zou al dat missiewerk dan toch niet voor niks zijn geweest?
Ik wens de nieuwe wethouders van Nederland veel lef en vertrouwen!